De machtige kloven van de Gorges, de blauwgroene pracht van de rivier de Tarn: een ideaal wandelgebied in het zuiden van Frankrijk. Samen met Rosanne liep ik van Florac naar Le Rozier. Een van de hoogtepunten op de route: Sainte-Enimie.
Door vriendin en gastblogger Linda
Na een onweersbui druppelt het nog wat na in het kleine Castelbouc, het dorp waar we schuilen voor de regen onderweg naar de eindbestemming van de dag, Sainte-Enimie. Dit wat grotere plaatsje ligt idyllisch in een bocht aan de Tarn en is uitgeroepen tot een van de mooiste dorpen van Frankrijk. Alleen de foto’s zijn al veelbelovend, en dan zijn we er nog niet eens geweest.
De hemel kleurt nog steeds grijs. We besluiten de gok te wagen en lopen voorzichtig door de oude straten van Castelbouc, naar beneden, naar de bospaadjes die ons langs de Tarn zullen voeren. De oude man die ons liet zien waar we konden schuilen (lees ons avontuur hier) heeft inmiddels zijn visserskleding aangetrokken en loopt op zijn rubberlaarzen een pad af dat parallel aan het onze loopt. ‘Il faut jamais traverser le Tarn!’ roept hij ons waarschuwend toe. ‘JAMAIS!’
Een lichtelijk cryptische boodschap, aangezien we volgens onze kaart alleen aan de linkerkant van de Tarn zullen lopen en de eerstvolgende brug pas bij Sainte-Enimie, dat aan de rechterkant ligt, zal zijn. En daar moeten we toch echt heen. Het roept de nodige vraagtekens op: Zou het daar dan zo erg zijn? Wat staat ons te wachten?
Varen op de Tarn
De route tussen Castelbouc en Sainte-Enimie loopt voor een groot deel vlak naast de Tarn, waardoor we voor de verandering even niet de hoogte ingaan en vooral groen, groen en nog meer groen om ons heen zien. Langzaam bekomen we een beetje van de regen. Niet alleen wij: op de rivier klinkt geschreeuw en hevig gepeddel. Kano’s! We blijken in de buurt van een klein dijkje te zijn gekomen en ineens begrijpen we wat de oude Fransman bedoelde: via die dijk zou je ook de overkant kunnen bereiken. Als je natte voeten wilt tenminste, want het water stroomt er zo overheen. Het is de plek waar kano’s even halt houden om dan steil naar beneden te glijden, verder de Tarn op.
Vanaf Blajoux, waar we de avond ervoor sliepen, is het mogelijk om een kano te huren. Je peddelt dan zo’n 2,5 uur langs de verschillende dorpen aan de Tarn, met als eindpunt La Malène, een dorp dat ook op onze route ligt. Daar is het mogelijk om met de Bateliers des Gorges du Tarn een boottocht te maken – we zullen algauw merken dat het een prachtige manier is om meer van de Gorges te zien.
Praktijkles in het verleden: Sainte-Enimie
Even later klimmen we weer omhoog, de kliffen op, om in de verte Sainte-Enimie te zien liggen. Sainte-Enimie, een middeleeuws stadje met een rijke geschiedenis, is vernoemd naar prinses Enimie. Als je de oude verhalen mag geloven, was ze een prachtige vrouw. Die schoonheid trok de aandacht van een rijke edelman, die haar natuurlijk wilde schaken. Zij zag dat niet zitten: ze wilde haar leven in dienst stellen van God. Een engel betoverde haar toen zo dat van haar schoonheid weinig overbleef. De edelman, die droop beteuterd af. Gelukkig voor haar werd ze weer net zo mooi als vroeger en kon ze haar roeping volgen: ze stichtte het klooster van Sainte-Enimie. Een toepasselijke vernoeming: zelfs met een grijze hemel ligt het plaatsje er prachtig bij. We steken de brug over en lopen dan het dorp binnen.
‘Franse steden en dorpen zijn in zekere zin een praktijkles in het verleden’, schreef Ariejan Korteweg in Surplace, over de ziel van Frankrijk. In Sainte-Enimie kun je dat volmondig beamen: de middeleeuwse geschiedenis is zichtbaar aanwezig. Overal staan borden met uitleg over de gebouwen die je ziet en de activiteiten die er vroeger werden ondernomen, waarnaar de straten veelal vernoemd zijn. Vanuit het dorp loopt een pad naar een oude kapel boven op de berg: na drie kwartier à een uur klimmen heb je een prachtig uitzicht.
We dwalen door de kleine straten en eten een heerlijk broodje bij een van de verschillende restaurantjes in het dorp, om vervolgens op een terrasje neer te strijken. Het is inmiddels weer begonnen met regenen en we brengen onze middag al pratend door. Vakantie zoals vakantie hoort te zijn: een prachtig uitzicht, goed gezelschap en niets aan ons hoofd dan genieten.
Diner in stijl
De eigenaren van hotel Burlatis, waar we overnachten, hebben een diner voor ons gereserveerd in Le Bel Eté, een restaurant met een middeleeuwse kelder. Die avond krijgen we een traditioneel menu uit de regio voorgeschoteld met overheerlijke aardappelen en saucissons. Naast ons tafelen de Fransen. Lang, uitgebreid en met goede wijn. Na een volle dag in de buitenlucht kan ik echt niet meer dan één glaasje aan. Hoe lekker de maaltijd ook is, mijn bed roept …
Een prachtige regenboog siert de lucht als we naar ons hotel terugkeren. Een goede voorbede van onze wandeldag morgen: we trekken dan naar het dorpje Saint-Chely-du-Tarn en het grotere La Malène, waar de beloofde boottocht met de Bateliers des Gorges du Tarn op ons wacht.
A bientôt!
Leuk verhaal, en mooie foto’s! Vooral die ene met die auto, wat een plaatje!
Wat is dat prachtig beschreven, net alsof ik erbij was. En die foto’s, wauw!